ZZP-er: één grote opdrachtgever, en toch ondernemer

Nederland kent ruim een miljoen ZZP-ers. Die mannen en vrouwen willen allemaal als ondernemer worden behandeld door de Belastingdienst. Bij de beoordeling van het fiscaal ondernemerschap is het aantal opdrachtgevers een belangrijk criterium. Hof Den Haag heeft dat recent genuanceerd: een paprikadraaier met één grote opdrachtgever, goed voor 90% van diens omzet, werd als ondernemer aangemerkt.

Cor Rosief was als ZZP-er werkzaam in de tuinbouw: hij was gespecialiseerd in het draaien en toppen van paprika’s. De daarmee behaalde inkomsten gaf hij aan als winst uit onderneming. Cor rekende een uurtarief tussen de € 13,50 en € 18. Hij stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, als loonbedrijf. De Belastingdienst had hem in 2014 voor zijn werkzaamheden een VAR-winst uit onderneming afgegeven. Na een boekenonderzoek kwam de inspecteur tot de conclusie dat die VAR ten onrechte was afgegeven. Cor had slechts enkele opdrachtgevers, vier in 2014, waarvan er één goed was voor 90% van zijn jaaromzet. Verder had hij nauwelijks geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen en hij liep vrijwel geen ondernemersrisico. Volgens de inspecteur vormden Cor’s inkomsten als paprikadraaier geen winst uit onderneming, maar resultaat uit overige werkzaamheden. Hij schrapte de geclaimde zelfstandigen- en startersaftrek, en MKB-winstvrijstelling.

1378_2018-03-003.jpgIn de daarop volgende procedure stelde de Rechtbank de inspecteur in het gelijk.
Hof Den Haag besliste anders. Voor het Hof stond vast dat belanghebbende zijn werkzaamheden zelfstandig had verricht: hij kon zijn werk naar eigen inzicht en zonder toezicht verrichten, en hij kon zelf bepalen wanneer en hoe vaak hij werkte. De tarieven voor zijn werk kwamen in overleg met zijn opdrachtgevers tot stand. Hij streefde naar continuïteit: Cor had met het paprikadraaien in de jaren 2011 tot en met 2014 een substantiële omzet behaald. Verder had hij wel degelijk geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen: hij beschikte over een mobiele telefoon, een computer en hij had al het noodzakelijke gereedschap aangeschaft om zijn werkzaamheden te kunnen verrichten. Volgens het Hof liep belanghebbende ook voldoende risico om als ondernemer te worden aangemerkt. Hij was verplicht om bij wanprestatie de daardoor veroorzaakte schade te vergoeden of te herstellen. En hij liep risico’s bij het aannemen van een opdracht tegen een totaalbedrag, omdat zijn werkzaamheden in hoge mate afhankelijk waren van de wisselende groei van de planten bij verschillende weersomstandigheden. Dat Cor in 2014 in feite slechts één grote opdrachtgever had vond het Hof geen beletsel om hem als zelfstandig beroepsbeoefenaar – als fiscaal ondernemer – aan te merken.